zondag 20 februari 2011

Duidelijk... toch?

D-o-m-?-?-?

Wat leer ik op school? Dat zal ik je zeg-gen. Op school leer ik dat veel men-sen dom zijn. Veel men-sen kun-nen geen lang-e zin-nen le-zen. Ze le-zen op ba-sis-ni-veau. En dus mo-gen de woord-jes niet te lang zijn. Als dat wel zo is dan snap-pen ze het niet. Het aan-tal woord-jes in een zin mag niet meer dan twaalf zijn. Als een zin lang-er dan twaalf woord-jes is dan ha-ken ze af. Dan moe-ten ze de zin nog een keer le-zen. Ze be-grij-pen het niet in één keer.


Minder dom.

Gelukkig is niet iedereen zo dom. Er zijn ook veel mensen die op minder laag niveau lezen. Die mensen lezen op mavo-niveau. Ze snappen dan zinnen met vijftien woorden. Een zin mag niet te lang worden. Tangconstructies zijn voor hen dodelijk. Ook moet het onderwerp aan het begin van de zin staan. Anders moeten ze de zin nog een keer doorlezen. Ze begrijpen het niet in één keer.

Slimmer.

Een gedeelte van het volk kan op een betrekkelijk hoger niveau lezen. Ze snappen zinnen die een gemiddeld mens twee keer door moet lezen. En wat het bijzondere is, moeilijke zinnen schrijven is makkelijker dan makkelijke zinnen schrijven. Alsof de Tour de Frans uitrijden simpeler is dan naar de super fietsen. Taal zit raar in elkaar, zullen we maar zeggen!

Slimst!

Gelukkigerwijs voor mij, er zijn ook mensen die in staat zijn zinnen van grosso modo dertig woorden te begrijpen. Deze mensen hebben een vergevorderd leesniveau, en hoogstwaarschijnlijk lezen deze mensen bovengemiddeld veel. Ze blijven niet steken bij de gratis verstrekte kranten zoals de Metro of de Sp!ts, maar lezen dagbladen zoals het NRC Handelsblad en Het Parool. Deze mensen zijn niet schuw van kundigheid, maar begeren het juist. Want met kennis kan je sparren in bijvoorbeeld discussies op je onderwijsinstituut of op het werk. Ik noem dat intellectueel worstelen, oftewel discussiëren! Helaas begrijpen de wat dommere mensen de magie van discussiëren niet, ze denken meteen dat je tweedracht aan het bewerkstelligen bent. En wat gebeurd er als je als ontwikkeld persoon intellectueel gaat worstelen met een dom persoon? Juist, je krijgt geheid ruzie. Niet meer doen dus.

zondag 13 februari 2011

In-, -op, uit- en afstellen

[Ik] Ik moet aan de slag. Ik ga creatief schrijven.

[Duivels stemmetje] Wacht, niet zo snel! Volgens mij moet je nog een wasje gaan doen!

[Ik] Inderdaad! Ik ga even de was er in stoppen en dan ga ik creatief schrijven.

[Duivels stemmetje] Goed gedaan jongen. Wat is de badkamer trouwens smerig hè?

[Ik] Ja inderdaad, die moet ook eens een keer schoongemaakt worden.

[Duivels stemmetje] Nu heb je tijd, waarom ga je niet nu even schoonmaken!

[Ik] Ik moet creatief gaan schrijven hoor.

[Duivels stemmetje] Ja dat weet ik, maar dat kan over een kwartiertje ook nog wel hoor.

[Ik] Daar heb je gelijk in! Ik ga de badkamer schoonmaken en dan aan de slag.

[Duivels stemmetje] Kijk, dat is mijn jongen!

[SCHOONMAKEN]

[Ik] Zo, dat is klaar! Ik ga creatief schrijven.

[Duivels stemmetje] Goed gewerkt! Je hebt een bakje koffie met een sigaret wel verdient!

[Ik] Eigenlijk wel hè, even vijf minuten koffie drinken en dan ga ik creatief schrijven.

[KOFFIE DRINKEN]

[Ik] Hè he, ik ga maar beginnen!

[Duivels stemmetje] Zou jij Ingeborg niet bellen deze week? Volgens mij ga je dat vergeten.

[Ik] Klopt. Ik bel haar straks.

[Duivels stemmetje] Dat vergeet je.

[Ik] Nee joh, dat onthoud ik wel.

[Duivels stemmetje] Zei je dat gister ook niet? Ga haar nu bellen!

[Ik] Nee.

[Duivels stemmetje] Jawel. Hups, pak die telefoon.

[Ik] Oké, ik bel haar wel even!

[Duivels stemmetje] Misschien kunnen jullie zo wel even chillen!

[Ik] Ik moet aan school werken.

[Duivels stemmetje] Dat kan vanavond toch ook?

[Ik] Eigenlijk wel hè?

[Duivels stemmetje] Ja natuurlijk! Dan doe je dat vanavond gewoon. Ik bedoel, chillen met Ingeborg is leuker!

[Ik] Nou hou, hou nou op! Zo kom ik nooit aan mijn huiswerk toe.

[Duivels stemmetje] PAK. DE TELEFOON. GA. AFSPREKEN.

[INGEBORG BELLEN]

[Duivels stemmetje] Je gaat over een half uur naar de stad?

[Ik] Jeps, dan kan ik nog even creatief schrijven.

[Duivels stemmetje] Moest jij niet het vuilnis buitenzetten?

[Ik] Oh ja!

Herkenbaar? Zo gaat het er bij mij vaker dan me lief is aan toe. Wat moet ik toch tegen dat duivels stemmetje in mijn hoofd doen. Dat eeuwige uitstelgedrag van me. Het heeft me meer dan eens in de problemen gebracht. Om de zoveel tijd ga ik weer met goede moed mezelf veranderen maar ik verval altijd weer in hetzelfde patroon. Uitstellen, uitstellen en afstellen. Hoe doen jullie dat eigenlijk?

Benjamin


dinsdag 8 februari 2011

BLOG WEEK 1: Op het laatste moment is ook op tijd... toch?

|| 's Avonds laat. ||

Tandjes gepoetst? Plasje gedaan? Sigaretje gerookt? Wekker nummer één gezet? Wekker nummer twee gezet? Lichtjes uit? Slapen gaan, droom zacht!


|| 's Ochtends vroeg. ||

Wekker nummer één gaat. Ik wordt gedesoriënteerd wakker en kijk hoe laat het is, bedenk hoe laat ik ook alweer naar school moet en wanneer ik de deur uit moet stappen. Ik ben op tijd! Ik kan nog wel even snoezen. Wekker nummer twee gaat ietsjes later. Vooruit, nog even snoezen. Ik heb nog wel even.

Ik schrik wakker. Beide wekkers gaan af en vluchtig kijk ik op de klok. Nee hè, wéér te laat wakker geworden! Ik schiet uit bed, scheld tegen mezelf en loop snel richting de badkamer. Ik was snel mijn haar, gezicht en ik loop met haast naar mijn kamer. Wat moet ik aantrekken? Snel strek ik wat uit mijn klerenkast, maar het ziet er niet uit. Hups, weer andere dingen aan. Oh, vergeten een schone boxershort aan te doen. Kleren weer uit, shorts wisselen en weer mijn outfit aandoen. Snel gooi ik mijn studiespullen in mijn tas en ondertussen kijk ik op de klok. Nog zeven minuten. Ik ren weer naar de badkamer om mijn haar te doen. Mislukt. Dit ziet er natuurlijk niet uit. Niks meer aan te doen, ik moet verder gaan. Heb ik alles bij me? Sleutels, portemonnee, sigaretten, horloge, telefoon, iPod? Ja? Gaan!

Ik stap op mijn fiets, rij de straat uit. Nee hè, tegenwind! Waarom vandaag. Scheldend fiets ik naar het station terwijl mijn haar alle kanten op wordt geblazen. Daar gaat m'n kapsel. Het begint te regenen. Op het station aangekomen kan ik geen plaats vinden voor m'n fiets. Boos zoek ik naar een plaatsje voor mijn tweewieler. Nog net op tijd kom ik aan op het station. Op het laatste moment is ook op tijd!

Trein vertraging, zo kom ik natuurlijk nooit op tijd. Ik wil inchecken. OV-chipkaart vergeten. NEE! Dat wordt weer een uur op de plee zitten met mijn knieën omhoog. Heb ik weer. Eenmaal in Utrecht aangekomen haast ik me naar de bus. Bij de bushalte lijkt het alsof er een bedrijf de hele nacht containers met studenten aangeleverd heeft; studenten verdringen elkaar om bus 12s te enteren. Eenmaal in de bus kijk ik op mijn horloge. Terwijl ik heen en weer wordt geschud en bijna op mijn bek ga door de hobbels zie ik dat ik nog nét op tijd kan komen als de bus doorrijdt.

Stoplicht staat op rood. Daar gaan weer kostbare minuten. Bij de volgende halte gaat er een deur niet dicht. Tandenknarsend hoor ik de piepjes terwijl een paar studenten er schijnbaar humor in zien. Willen jullie klappen van me? Ik ben bijna bij De Uithof! Controle. Stomme melkertbaantjes, denk ik bij mezelf. Ga een fatsoenlijke baan vinden of zo. Ik kan mezelf nog net onder een boete uit lullen en na publiekelijk vernederd te zijn verlaten de melketiers de bus. Daar gaat mijn image.

Eenmaal aangekomen bij de Padualaan sprint ik naar de faculteit waar ik een klasgenoot zie staan. 'Heb je het niet meegekregen?', zegt hij, 'Het college is een uur verschoven! Stond op Sharepoint. Lekker hè?!'